We willen nog naar de markt om fruit te kopen en een blik op en in Nickerie te werpen, maar het regent constant zo hard dat de moed ons in de schoenen zinkt. Uitgecheckt, de auto ingeladen en teruggereden naar Paramaribo, via de weg langs de Nickerierivier. Hier en daar liggen autowrakken in het water en staan mannetjes langs de weg die op hun onderarm arm wijzen. Daarmee geven ze de grootte aan van de kwikwi’s (een hard geschubde vis die met schubben en al wordt klaargemaakt) die ze verkopen. De dode hond midden op de weg ligt er nog steeds. Het natuurgebied Bigi Pan ligt er verlaten bij. In Coronie ‘drinken we een cocosnoot’ en kopen we fruit bij een kraam waar Edith de eigenaresse aanspreekt met ‘oma’.
|
Helaas geen papaya, wel andere lekkernijen |
De zo door Ing gewenste papaya is niet te krijgen. De zon is gaan schijnen en Edith en Ton continueren de revue. In Groningen blijkt het idyllische River Café waar we willen lunchen gesloten. Een ambtenaar van Openbare Werken verwijst ons naar een verderop gelegen warung, waar we net voor sluitingstijd aankomen. We mogen nog eten en de saotosoep smaakt voortreffelijk. De kokkin doet mij denken aan Imun, onze Indonesische hulp in Amsterdam. Haar dochtertje van de kokkin, dat op de hogere fröbelschool zit, ruimt de tafel af. Sharda rijdt ons in Paramaribo nog naar de Stefanootstraat, de Coppenamestraat en de Theodorusstraat, waar Piet en Wies en - in de Theodorusstraat het hele gezin - hebben gewoond.
|
Theodorusstraat |
Ons oude huis is ingeklemd tussen andere huizen, maar achter op het erf staat nog steeds het huis van huisbaas Banwarie. Sharda zet ons voor de deur af. ’s Avonds eten we een broodje kaas en iedereen, behalve ik, rolt vroeg zijn bed in. Het waren voor mij twee enerverende dagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten