Op mijn eindexamenlijst uit 1963 prijkte één onvoldoende: een 5 voor Plato. Vermoedelijk was dat cijfer nog geflatteerd, want ik vertaalde de Griekse tekst met de luie minachting voor naamvallen en werkwoordsvormen die mij toen eigen was, en het resultaat was een onbegrijpelijke woordenbrij. Maar dat was niet zo bijzonder, aangezien ik al bijna twee jaar lang vrijwel niets begreep van Plato.
Aan die 5 viel natuurlijk niets meer te doen, maar het intellectuele falen bleef knagen. Direct na mijn eindexamen kocht ik dan ook een tweetal bundels met vertaalde dialogen, vast besloten om die nu eens geconcentreerd door te nemen. Helaas, het onbegrip bleef, zowel voor Plato als voor zijn bewonderaars, en het knagende gevoel verdween.
Veertig jaar later keerde ik, min of meer tot mijn eigen verrassing, terug naar de schoolbanken om mij écht te bekwamen in de klassieke talen. Aan het lezen van Plato kwam ik weliswaar niet toe, maar wel besloot ik opnieuw een poging te wagen om zijn werk te doorgronden, al was het dan in vertaling. En zo ploeg ik mij dan nu – in een buitenwijk van Paramaribo en in de bloedhitte – door alom geprezen ‘meesterwerken’ als Symposium, Politeia, Faidon en de Apologie. En eindelijk begin ik het allemaal te begrijpen. Maar wat ik er nu van moet vinden…? In ieder geval dit: als ik Matthijs van Nieuwkerk was, zou ik er niet over peinzen om Plato uit te nodigen als tafelheer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten