donderdag 31 maart 2011

Afscheid van de Waterkant

Onze laatste ochtend. De urge om voor een laatste wandeling de stad in te gaan is groot. Het is erg warm en we sloffen richting Fort Zeelandia en het presidentieel paleis. We wippen nog even binnen bij het tourist office, lopen voor de laatste keer langs de Waterkant en genieten nog eens van de prachtig gerestaureerde binnenstad. In het hotel laten we laten ons het broodje bakkeljauw goed smaken, springen nog een keer onder de douche (dat moet hier echt soms drie keer per dag) en brengen de rest van de middag door op een ligbed onder de palmbomen bij de rivier. 


Er staat een heerlijk briesje. Ik lees wat, Erik staart voor zich uit of leest de digitale krant op zijn 'kleine rakker' 

en kijkt af en toe naar de schepen en bootjes die voorbijgaan. Op het water drijven kokosnoten, een witte reiger kijkt ons nieuwsgierig aan en de mieren kriewelen over mijn benen. De vakantie zit er op.





woensdag 30 maart 2011

De dikke dame

We beginnen de dag met een uitgebreid ontbijt in de openlucht. De grietjebies hebben hun eigen ontbijttafel en laten zich makkelijk benaderen. Er is een Nederlandse groep die met Fox een rondreis maakt. Ze maken een verdwaalde indruk Bij het verzamelen van brood en beleg op mijn bord word ik gecorrigeerd door een dikke Foxdame in korte broek wanneer ik mijn broodjes met de hand uit een mandje pak. ‘U wordt verzocht het brood met de tang te pakken.’



We willen vandaag naar het dichtstbijzijnde Telesurkantoor, omdat we onze eigen Surinaamse simkaart willen aanschaffen. De receptionist is druk in gesprek en de bewaker heeft 'geen idee’ waar Telesur in de buurt te vinden is. Een Engels sprekende toerist meent dat het kantoor schuin aan de overkant is, dat blijkt niet zo te zijn, We lopen naar het centrum en komen langs de Elisabethschool. De poort is open! Ik wil graag kijken hoe het er binnen uitziet. Tot mijn verrassing staan de schoolgebouwen er nog net zo bij als 50 jaar geleden toen ik in de 6e klas zat. De school werd toen nog door nonnen geleid en wij vonden niets leuker dan hun de kappen van het hoofd te trekken, omdat ze daaronder kaal waren. De kunst was om dat zo te doen dat soeur niet in de gaten had wie het had gedaan. De kinderen hebben net pauze en als ik een onderwijzeres uitleg waarom ik graag een foto wil maken, vindt ze dat goed.


Voor de simkaart belanden we op het hoofdkantoor van Telesur. We hebben geen idee bij welk loket we moeten zijn en de dienstdoende official heeft zijn post zojuist voor de lunch verlaten. We lopen wat heen en weer en ik ontdek een loket voor 60-plussers en faxen. Ik ben meteen aan de beurt. Nu we geen doel voor ogen hebben, valt ons veel meer op van het 'dagelijks leven' dan tijdens onze wandelingen van de eerste week', die ons langs de hoogtepunten voerden. Na een drankje, een broodje bakkeljauw en een bord Surinaamse erwtensoep met kip en zoutvlees, brengen we de fietsen terug. De rest van de middag brengen we relaxend door met een boek aan de rivier. ’s Avonds hebben we afgesproken met Edith en Sharda in Torarica en ook nicht Ingrid komt nog even langs om afscheid te nemen.


Wat we niet weten, is dat op elke laatste woensdag van de maand kan worden gedanst op live muziek. Mijn benen kriebelen bij het horen van de kaseko en Sharda en ik wagen ons op de dansvloer tussen veelal oudere Surinaamse echtparen die  close en ritmisch bewegen op de klanken van de muziek.


De ober is ervan in de war geraakt. In plaats van pom brengt hij bruine bonen en de pasta met romige saus voor Sharda komt zonder saus.

Het wordt een latertje, maar het is een mooie afsluiting van onze laatste avond.

dinsdag 29 maart 2011

Meneer Arthur

Ik voel me niet lekker. Mijn keel is rauw van het hoesten en mijn bronchiën en holtes maken overuren. Ik besluit de ochtend te gebruiken om het blog bij te werken. We kunnen pas ‘s middags inchecken in het Eco Resort, dus ik hoef me niet te haasten. Erik leest Plato (of is het Socrates?). Ik ben goed en wel op gang als er een venster op het schermverschijnt: ‘Jan Willem Pieterson – in Sur?’ Ik begrijp er niets van. Ik klik op een icoontje onderin, maar er gebeurt niets. Ik probeer nog ’s wat, zonder succes. Dan maar negeren en verder schrijven. Maar het venster blijft me aanstaren. Ik kijk er nog eens naar en ineens realiseer ik me dat JW waarschijnlijk reageert op een foto die Ingrid op mijn Facebookpagina heeft geplaatst. Ik typ in het wilde weg ‘yes!’ en een hele tijd later komt de boodschap ‘Ben je daar nog?’ Als Jan Willem de was moet ophangen en ik ga lunchen, beëindigen we het digitale gesprek.

Na een broodje en een jonge ben ik enigszins opgeklaard. We pakken onze koffers en Edith brengt ons in de pick-up naar het hotel met de bagage en fietsen in de bak. Helaas vergeten vast te leggen, maar de foto hieronder geeft een indruk van mijn zus achter het stuur van haar ‘wagen’.

Edith in haar pick-up
We laden uit. Erik neemt het hier over.
We zetten de fietsen op slot, Astrid blijft bij de koffers en ik beklim de trap naar de receptie. Achter de balie staat een andere man dan gisteren.
      Goedenavond. Mijn naam is Hofmans, Ik heb een reservering voor twee nachten.
      Goedenavond. Hoe zei u dat uw naam was?
      Hofmans.
      Eens even kijken. Nee, ik kan hier geen reservering vinden. Wat was uw naam ook alweer?
      Hofmans: H, O, F, M, A, N, S.
      Nee, die naam heb ik niet in het systeem.
      Dat is raar.  Wij zijn hier gisteren geweest en we hebben de kamer zelfs bekeken. Daarna hebben we de reservering gemaakt.
      Bent u alleen?
      Nee, wij zijn met z’n tweeën.
      Hoe is de naam van die andere persoon? Misschien staat de reservering op die naam.
      Dat denk ik niet. Alle gegevens zijn van mijn ID overgenomen en naar de naam van mijn vrouw is niet gevraagd. Maar OK: de naam van mijn vrouw is Waltmans, W, A, L, T, M, A, N, S.
      Nee, die persoon staat ook niet in het systeem.  Wanneer hebt u uw reservering gemaakt?
      Gisteren.
      Hoe laat?
      Eh…, tussen elf en half twaalf.
Er volgt telefonisch overleg.
      Hebt u de kamer gisteren bekeken?
      Jazeker, we zijn met zo’n golfbaankarretje naar de achterste vleugel gebracht, kamer 285. Je hebt daar uitzicht op de rivier.
      Dan staat de reservering op naam van Arthur.
Van pure emotie reageer ik in het Engels en zeg: ‘My name is Hofmans. Arthur is my second first name’.  Terwijl ik het zeg, voel ik me een beetje belachelijk, alsof ik niet goed kan tellen.
De man schuift me een formulier toe om de juiste gegevens te noteren. Zonder ernaar te kijken bergt hij het op en vraagt dan: ‘En hoe gaat u betalen, meneer Arthur?’
Ik geef hem mijn creditcard en verwacht dat hij zal vaststellen dat die niet op mijn naam staat, maar dat blijft ons gelukkig bespaard.

We zijn 20 minuten verder. We hebben een – andere – kamer met uitzicht op de Surinamerivier, airconditioned en voorzien van een hordeur. Afscheid van de muskieten! De airco hebben we niet eens nodig. Met de balcon- en douchedeur open waait het lekker door. We nemen ons voor de laatste twee dagen van onze vakantie in ledigheid door te brengen en geen afspraken te maken. Even tijd voor onszelf en voor een eerste evaluatie. Na een drankje op het balkon gaan we eten in Torarica, het chicste hotel van Paramaribo, op het terras aan het zwembad. Nova decadentia aan de Surinamerivier.

Het zwembad van Torarica in de avond

maandag 28 maart 2011

Thiago’s verjaardag

We besluiten vanochtend om onszelf te verwennen en twee nachten te boeken in het Eco Resort, het simpele zusje van Torarica. We fietsen naar het hotel om de kamer te reserveren, omdat online boeken niet lukt. Aansluitend rijden we door naar de stad om bij Readytex cadeautjes te kopen voor het thuisfront. Het is loeiheet en ik wil het bijna opgeven als we plotseling voor de deur staan. Als we afrekenen, krijgen we twee bonuskaarten en we mogen voor 14 SRD nog wat uitzoeken. Het worden 3 Parbo bierglazen en dan is er nog 2,15 SRD over. Die willen we maar laten zitten omdat we voor dat bedrag toch geen cadeautje kunnen aanschaffen. ‘Dan neemt u toch een mini Fernandez’, zegt de cassière en we volgen het advies op. We sloffen terug naar de Waterkant en lunchen in De Waag.
In de namiddag vertrekken per taxi naar de Verlengde Gemenelandsweg om Thiago’s 18e verjaardag te vieren. Thiago is de zoon van nicht Ingrid en haar man Robbie. 

Thiago en Ingrid
We hebben geen cadeautje, maar hopen hem een plezier te doen met een centje, op Astrids wijze verpakt in een servetje. We maken kennis met ons neefje en met zijn vader en ontmoeten ook voor het eerst de vrouw van neef Robert, Inda, en hun 17 maanden oude zoontje Christopher. Er blijkt een misverstand te zijn over ons bezoek aan hen. We beloven de volgende keer betere afspraken te maken. We zien echt geen kans meer bij hen langs te gaan deze vakantie. Robert lijkt het er niet helemaal mee eens te zijn en mokt een beetje. Ingrid heeft heerlijk Chinees eten laten komen en de Chinees heeft de vis klaargemaakt die Thiago heeft gevangen. Thiago zit midden in zijn eindexamen. Vandaag heeft hij Nederlands gedaan en ‘het niet goed gemaakt,’ zegt hij. Hij gaat werktuigbouwkunde studeren in Delft, maar heeft besloten dat nog een jaartje uit te stellen. Ben ik het helemaal mee eens. Als zijn moeder hem sommeert naar boven te gaan, antwoordt hij dat hij nu 18 is en verantwoordelijk is voor zijn eigen leven. ‘Maar ik ben nog steeds je moeder’. Waar heb ik dat meer gehoord.
We zijn in het huis waar ik 35 jaar geleden met mijn moeder heb gelogeerd. Het is niet erg veranderd, de tuin wel. De manjeboom (mangoboom) torent hoog boven het huis uit en de palmen aan de voorkant stonden er nog niet. Op het – nu afgesloten – terras dronken we destijds whiskey, in de ochtend. De grote zwarte hond van toen is vervangen door een andere grote zwarte hond. Butcher ziet er gevaarlijk uit, blaft en gromt, maar schijnt niet te bijten. Maar ik zou echt niet willen proberen om zo maar het hek open te doen.
Robbie en Ingrid brengen ons naar huis. Ik realiseer me dat ik door de gezelligheid er niet aan heb gedacht om foto’s te maken en dat we de meegetorste laptop om tante Rita de foto’s van Nickerie te laten zien, ongebruikt weer mee terug hebben genomen. Wat ontzettend suf. 

zondag 27 maart 2011

Een Chiller bij Torarica

We wachten op een telefoontje van nicht Ingrid met wie we een provisorische afspraak hebben voor vandaag. Als we om 11.00 nog niet van haar hebben gehoord, ga ik ervan uit dat de afspraak niet doorgaat. In plaats daarvan nemen we tante Rita mee voor de Chiller die ze zo graag nog met ons bij ’t Vat wil drinken. Sharda rijdt ons in haar pick-up naar de stad. Tante Rita is er al en komt ons vanaf ’t Vat tegemoet lopen. Ik kijk om me heen en denk: ‘Wil ik wel op dit terras zitten met al die internettende mensen.’ Ik vind het ongezellig en als ik Erik hoor zeggen dat plat pratende Nederlanders wel het laatste is waarop hij zit te wachten, stel ik voor naar Torarica te gaan dat aan de andere kant van de weg ligt. Daar krijg ik de handen voor op elkaar. Langs het zwembad liggen een hoop mensen te ‘bakken’ en aan tafeltjes worden cocktails gedronken. Wij lopen door naar het terras aan het water waar het rustig is.

Het is goed toeven op de pier bij Torarica
Tante Rita vertelt over mijn overgrootvader Jules Faerber, planter op Margarethenburg, die een relatie kreeg met zijn zwarte huishoudster, mijn overgrootmoeder. De kinderen uit deze verbintenis, onder wie mijn grootvader, kregen de naam Buitenman. Faerber was getrouwd, maar zijn vrouw had hem niet willen volgen naar de tropen. Er passeren nog veel meer familieleden de revue en het aantal tantes en ooms, neven en nichten neemt gestaag toe. Tot de tweede graad kan ik het nog wel volgen, maar bij de Jenny’s en Marlene’s van de derde graad raak ik het spoor bijster.
We willen gaan eten bij Mixed Foods, vlakbij Fort Zeelandia, maar dat blijkt gesloten. We besluiten naar De Waag te gaan, waar een Italiaan zit. In het parkje bij het Fort staat Tante Rita plotseling stil, doet de hengsels van haar tas uit elkaar en ritst hem open. ‘Ik heb geld hoor, kijk hier m’n portemonnee.’ Sharda en ik sommeren haar bijna om de tas dicht te doen, maar de ‘vrijerende’ jongeren hebben geen belangstelling voor tante’s portemonnee. Tante heeft niet eerder Italiaans gegeten en weet niet wat ze zal kiezen. Sharda stelt voor om samen een paella te nemen, weliswaar niet Italiaans, maar het komt dicht bij moksi alesi. Of tante het echt lekker vindt?

zaterdag 26 maart 2011

Don Julio en donna Laura

Om 3.00 wakker geworden met hoofd- en keelpijn en een verstopte neus. Acuut verkouden? Ik neem twee paracetamollen en kan niet meer slapen. Om 07.30 gaan strijken wanneer Ton en Ing naar Telesur zijn om hun instapkaarten te printen. Na het ontbijt gaan zij pakken en wij lezen wat. Edith komt nog langs om afscheid te nemen en met Ton een paar grappen te maken. Ook voor haar zal het stil zijn, want zusje en zwager zijn niet van die uitbundige grappenmakers.

Snip en Snap, alias Edith en Ton
De taxi van Ashruf Airport Service komt op tijd voorrijden, Ing en Ton zijn ineens weg en ik vergeet het vertrek vast te leggen. Wij proberen na de lunch wat slaap in te halen. Om 16.30 hebben we een afspraak met Laura Spoor in de Tokaistraat om te kijken naar de appartementen ‘Donna Laura’ die zij verhuurt. Laura is getrouwd met de Surinaamse Jules. Vier jaar geleden is zij hier komen wonen en werken. ‘Ik wil hier nooit meer weg’. Jules runt Hacienda Don Julio in Leonsberg.
De appartementen zijn klein, maar gezellig. Het grootste zou voor ons geschikt zijn, maar heeft helaas geen mogelijkheid om buiten te zitten. Het is bovendien semi permanent verhuurd aan een kok van Torarica. We krijgen thee en boterkoek en worden getrakteerd op een muggenaanval.
Weer thuis laten we ons de jonge jenever met ijs en de Corenwijn goed smaken. Tegen zevenen komt Lilian aanwaaien, die foto’s van ons wil maken voor haar gastenboek. Ze drinkt een glaasje wijn mee en om 20.00 stel ik voor dat ze blijft voor de boterham. Ze neemt het aanbod aan. We eten in het donker, want we doen mee met de wereldwijde actie om energie te besparen, die in Suriname plaatsvindt van 20.30 tot 21.30. Van Lilian horen we nog een paar spannende roddels, maar die zijn hier niet voor herhaling vatbaar.  

vrijdag 25 maart 2011

'Sterker nog, ik verbied het u’

Bij het ontbijt vertellen we de eigenaar, Ton Hagemeijer, dat we die dag ‘het rondje’ doen op de fiets. Mariënburg, Alkmaar, Tamanredjo, Peperpot, Meerzorg. ‘Het rondje?, vraagt hij. Dat zou ik u ten zeerste afraden, sterker nog, ik verbied het u’. ‘Het is te gevaarlijk, want een deel van de route gaat over de oost-westverbinding en daar rijden ze als gekken met 140 km’  (maximum snelheid is 80) We kijken hem bedremmeld aan. Wat nu? Erik (‘ik hou wel van een beetje autoriteit’) vraagt of er een alternatief is. En dat is er. Een stukje terugrijden en dan linksaf over de Pronkweg. ‘U ziet het vanzelf, want iedereen gaat daar linksaf’. Hagemeijer geeft de weg aan op een kaart van het oude plantagegebied die we meekrijgen. 

Wielerploeg Overijssel klaar voor vertrek
Er is niet veel verkeer en we peddelen rustig de ongeveer 25 km naar Meerzorg. Peperpot slaan we over. Die extra 10 km is ons te veel bij deze temperaturen. Het laatste stuk gaat toch nog over de oost-westverbinding, maar het valt mee met de gekken. Bij Meerzorg moeten  we weer een bootje nemen, want sinds de ‘Bosjesbrug’ er ligt, vaart er geen veer meer. Er is plotseling een korte, hevige regenbui en veel wind. Op het water slingert het bootje heen en weer en het komt nauwelijks vooruit. We moeten ons stevig vasthouden.

De fietsen slingeren mee op de golven van de Surinamerivier
Het is een beetje eng, maar ik ga ervan uit dat de schipper dit vaker heeft gedaan en weet wat hij doet. We varen langs het wrak van de Goslar, een in 1943 tot zinken gebracht Duitse koopvaardijschip dat op een zandbank in de rivier ligt, stampen en slingeren nog even verder en bereiken veilig de overkant. Ik haal opgelucht adem. Naar de Waterkant voor een snack en een drankje en over de Gompertstraat terug naar huis. Erik post nog even een laatste ansichtkaart, Ing en ik doen een paar boodschappen voor het ontbijt en vallen dan ook neer. ’s Avonds een laat afscheidsdiner met Edith en Sharda, die langdurig in de file staat vanwege een anti-discriminatie demonstratie. Ing en Ton vertrekken morgen. Het zal stil zijn.

donderdag 24 maart 2011

Paradijs aan de Commewijnerivier

De tweedaagse fietstocht is onevenredig verdeeld. Dag 1 twintig kilometer, dag 2 veertig. Dat komt omdat we per se in Frederiksdorp willen overnachten, een must volgens Lodewijk. We maken de rugzakken vast op de bagagedragers met de door het fietsverhuurbedrijf verstrekte binders. Alleen voor Erik zijn die er niet. Hij bedenkt een ingenieuze manier om zijn rugzak vast te binden. Het meegebrachte tornmesje komt goed van pas. We fietsen naar Leonsberg om ons in te schepen naar de overkant. Op de andere oever inspecteren we of alle bagage goed vastzit en in niet al te hoog tempo fietsen we achter en soms

Inspectie van de bagage
naast elkaar door het rustgevende landschap. Wuivende kokospalmen en papayabomen langs de weg, veel omoe snesies en een enkele visdrogerij. Het verkeer houdt over het algemeen rekening met die rare bakra’s (blanken) die zo nodig moeten fietsen. Surinamers lopen en fietsen niet, dat is voor arme mensen. Al om 12.15 zijn we bij de steiger waar we een bootje naar Frederiksdorp nemen met nog vier andere rare, maar deftig sprekende Hollanders op de fiets. Frederiksdorp is een oude koffieplantage, waarvan de prachtig gerestaureerde gebouwen dienstdoen als hotel en appartementen.

De steiger van Frederiksdorp
De eigenaar en uitbater is een Nederlandse Surinamer die na zijn dienstplicht in Suriname is blijven ‘hangen’, met een Surinaamse is getrouwd. Samen runnen ze het bedrijf. We kunnen meteen aan de lunch.  Daarna maken Ing, Ton en Astrid een wandeling naar het 500 meter verderop gelegen Margritadorp v.v . Erik gaat ‘een slaapje doen’. In de middag maken Erik en Astrid een verkenningstocht over de plantage, raken vast in de tokkotokko (kleiachtige modder) en komen smerig terug in het appartement.

Ing en Ton 'in' het restaurant
In de vooravond bestellen de heren een jonge en een Parbootje en de dames een fles witte wijn. Als echte kolonialen zitten we op de veranda met uitzicht op de voormalige gevangenis, nu het restaurant. Na het meer dan verrukkelijke avondeten zitten we in het donker te mijmeren op de veranda. We luisteren naar de geluiden van de nacht. We hebben het gevoel in het paradijs te zijn beland.

Onze appartementen, 5 en 6

woensdag 23 maart 2011

Een dagje rust voor Astrid en Erik

Wie kan er nee zeggen tegen een spontaan verzoek van Astrid om verslag te doen van de onze wederwaardigheden van vandaag...
Vanochtend zijn Ingrid en ik, met het boekje in de hand, de Paramaribo-stadstoer gaan maken.
Na onze aankomst, Holi Pagwah en Nickerie, weer een geweldige ervaring.
De route begon in fort Zeelandia waar we geconfronteerd werden met historische vondsten van het begin van de jaartelling tot en met de plaats waar in 1982 vele stappen terug werden gemaakt in het democratisch proces.
Een bijzondere gewaarwording was het eindpunt te bezoeken van zoveel onfortuinlijke reizen uit voornamelijk Nederlandse handelsposten in Ghana.
Dan natuurlijk de vele historische gebouwen zoals ministeries, handelshuizen en kerken.
De kathedraal, zojuist gerestaureerd, is een buitengewone ervaring, geheel uit hout opgetrokken.
Voor techneuten een uitdagende constructie, voor kathedraal-liefhebbers een uniek bouwwerk en ook de devotie wordt niet te kort gedaan.
Daarna, zoals Erik en Astrid al schreven, de moskee en de synagoge vredig naast elkaar (foto volgt) laat zien hoe het ook kan. Na nog meer straten met mooi opgeknapte, naast totaal vervallen, historische panden de Waterkant opgezocht en via het Kabinet van de President de weg gevonden naar het fietsenverhuurbedrijf alwaar we 2 degelijke ex nl fietsen huurden, waar we op dit moment op stappen om een hapje te gaan eten.  

De stem van Prem

En wat doen Erik en Astrid op hun ‘vrije’ dag? Ze zoeken een uur naar een postkantoor om postzegels te kopen voor de ansichtkaarten naar Nederland. Bij Telesur worden we verwezen naar een bijkantoor in de buurt. ‘U rijdt terug via de Thurkowstraat en gaat bij de tweede brug, aan de andere kant van de kreek, naar links en meteen daarna naar rechts. Dan ziet u weer een kreek en daar gaat u naar links. U kunt het niet missen’. Intussen is Erik, die buiten op me staat te wachten, aan de praat geraakt met een aardige meneer, die ook uitlegt hoe we bij het postfiliaal moeten komen. ‘Het is in de Poseidonstraat’. We volgen de aanwijzingen, maar vinden geen postkantoor. We klampen een Hindoestaanse man aan in driekwartbroek, die ons vertelt dat het postkantoor al geruime tijd geleden is verhuisd naar de Gompertstraat. We rijden er probleemloos naar toe. Het kantoor wordt bemand door één persoon en er zijn geen andere klanten. Voor elke kaart krijg ik drie postzegels, want ‘een zegel van 21 SRD cent hebben we niet’. 

We kunnen aan onze fietstocht door Blauwgrond en Morgenstond beginnen. We hebben nog geen tien minuten gefietst of Erik wordt aangesproken door een Javaanse man, die uit Enschede blijkt te komen. Wij lopen een stukje met hem mee. Hij logeert bij zijn ouders op Blauwgrond en vliegt morgen terug. Voor de deur van zijn ouderlijk huis nemen we afscheid.
Onze fietstocht voert ons door onbekend Paramaribo en langs wijken in aanbouw en eindigt rond het middaguur. Geen praatjes meer onderweg, wel twee keer schuilen tegen de regen.

Nieuwbouwwijk Morgenstond
Thuis is Audrey nog bezig met het schoonmaken van het appartement. Ik bied haar iets te drinken aan en maakte een praatje met haar.  Zij doet een opleiding voor crècheleidster en Lilian is haar stagebegeleidster.

Audrey mopt de keuken-/zitkamervloer
 ’s Avonds met Ing en Ton naar warung Pawiro gelopen. Als we terugkomen  toetert bij Edith voor de deur een auto. In de veronderstelling dat het Sharda is die thuiskomt, beginnen we enthousiast te zwaaien, maar als we dichterbij komen zien we dat het haar auto helemaal niet is. Als het bezoek vertrekt en afscheid neemt, hoor ik het bekende stemgeluid van Prem. Als hij in Suriname is, gaat hij altijd bij Edith (‘Zus Ed’, zijn nicht) langs, die hem mede heeft opgevoed. Dat deel van de opvoeding is in elk geval geslaagd.

dinsdag 22 maart 2011

Via Groningen en Calcutta terug naar Paramaribo

We willen nog naar de markt om fruit te kopen en een blik op en in Nickerie te werpen, maar het regent constant zo hard dat de moed ons in de schoenen zinkt. Uitgecheckt, de auto ingeladen en teruggereden naar Paramaribo, via de weg langs de Nickerierivier. Hier en daar liggen autowrakken in het water en staan mannetjes langs de weg die op hun onderarm arm wijzen. Daarmee geven ze de grootte aan van de kwikwi’s (een hard geschubde vis die met schubben en al wordt klaargemaakt) die ze verkopen. De dode hond midden op de weg ligt er nog steeds. Het natuurgebied Bigi Pan ligt er verlaten bij. In Coronie ‘drinken we een cocosnoot’ en kopen we fruit bij een kraam waar Edith de eigenaresse aanspreekt met ‘oma’.

Helaas geen papaya, wel andere lekkernijen
De zo door Ing gewenste papaya is niet te krijgen. De zon is gaan schijnen en Edith en Ton continueren de revue. In Groningen blijkt het idyllische River Café waar we willen lunchen gesloten. Een ambtenaar van Openbare Werken verwijst ons naar een verderop gelegen warung, waar we net voor sluitingstijd aankomen. We mogen nog eten en de saotosoep smaakt voortreffelijk. De kokkin doet mij denken aan Imun, onze Indonesische hulp in Amsterdam. Haar dochtertje van de kokkin, dat op de hogere fröbelschool zit, ruimt de tafel af. Sharda rijdt ons in Paramaribo nog naar de Stefanootstraat, de Coppenamestraat en de Theodorusstraat, waar Piet en Wies en - in de Theodorusstraat het hele gezin - hebben gewoond.

Theodorusstraat
Ons oude huis is ingeklemd tussen andere huizen, maar achter op het erf staat nog steeds het huis van huisbaas Banwarie. Sharda zet ons voor de deur af. ’s Avonds eten we een broodje kaas en iedereen, behalve ik, rolt vroeg zijn bed in. Het waren voor mij twee enerverende dagen.

maandag 21 maart 2011

Stad aan de rivier - Nieuw Nickerie

1We vertrekken om 10.30, een half uur later dan gepland, want het busje dat Sharda van haar vriendin kon lenen bleek niet gekeurd en haar eigen auto had een lekke band die nog moest worden geplakt. De oost-westverbinding is nieuw voor mij, in mijn tijd ging je nog ‘buitenom’ met de Perica, een afgedankte Nederlandse (veer?)boot, waarop iedereen zeeziek werd. Tegen de misselijkheid nam je kakaston (letterlijk: poepsteen, vanwege het keutelige uiterlijk), een gedroogde, gezouten pruim.
De weg is redelijk, goed geasfalteerd, alleen kuilen in Saramacca. Sharda rijdt. 

Onderweg door springvloed veel ondergelopen huizen
Onderweg door de springvloed veel ondergelopen huizen en erven. Verder genieten we van het uitzicht en van Ton en Edith, die op de achterbank een Snip en Snaprevue opvoeren. In Coronie lunchen we met rijst-/nassi-/bami-kip en een Parbootje of water. In Nickerie waan je je in de Flevopolder. Geen graan- of maïs-, maar rijstvelden en in plaats van bonte koeien bruine, maar de gelijkenis is treffend. In Nieuw Nickerie aangekomen, wil ik meteen de nostalgische wandeling maken waarvoor ik ben gekomen. Dus inchecken en wegwezen.

De Kanaalstraat 
Via de Kanaalstraat naar de Gouverneurstraat. De eerste stop is bij Elias, vroeger een manufacturenwinkel, nu een goed lopende handelsonderneming. Vandaar naar ons ‘eerste huis’ op de hoek van de Gouverneurstraat en de Wixstraat. Het is bijna onherkenbaar mooi opgeknapt en de huidige bewoners hebben aan de zijkant een tuintje aangelegd.

Het 'eerste' huis
In de tijd dat wij er woonden was het huis lichtblauw en beneden zat de winkel van Fjônfjôn, een Chinees met een hazenlip. Hoe hij in werkelijkheid heette, weet ik niet. Fjônfjôn was zijn bijnaam vanwege zijn spraakgebrek. Dan naar het tweede huis. Ik schrik me rot. Van ‘tante’ Lotje had ik al gehoord dat er een casino in zat, maar ze had er niet bij verteld dat het huis volkomen vervallen is. De benedenverdieping, waar meneer Dilrosun ooit kantoor hield, is nu geheel in beslag genomen door Lotto en andere gokmogelijkheden. 

Het tweede huis werd gokkantoor
Het balkon is verdwenen en aan de zijkant, waar de trap naar onze verdieping was, is een stuk aangebouwd. Op het erf hebben de knippa- en sterappelbomen plaatsgemaakt voor mangobomen en kokospalmen. Het doet een beetje pijn om het huis er zo bij te zien liggen. Godzijdank is de Muloschool in ongeschonden staat. De gebouwen zien er nog hetzelfde uit als begin jaren zestig, alleen zijn de lokalen niet meer open, maar zitten er louvredeuren voor. Ook de bel hangt er nog. 

Ook de bel hangt er nog
Mijn vader vond die bel destijds maar onzin. Hij was niet blij met het regime van het nieuwe hoofd, meneer Leliënveld, een creool die de vlaggenparade ’s-ochtends had ingevoerd en pa suggereerde dat we een foto van meneer Leliënveld boven de bel moesten plakken met daaronder de tekst: In Zwitserland dragen alle koeien een bel. We hebben het niet gedaan.
Van de school naar het huis van ‘the black shadow’, de bijnaam die mijn vader voor mijn zwarte vriendje Johnny Watson had bedacht. In de kamer onder het huis kreeg ik mijn eerste echte zoen. Door naar ‘Bikini’, waar je kon zwemmen, voetballen, volleyballen, midgetgolfen en badminton spelen, dat laatste in het clubgebouw. Er is niets van over. De ruïne van de open bar staat er nog, het zwembad is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een poel, en de overblijfselen van de kleedhokjes zijn er nog. Wat een trieste aanblik. 

De verlaten open bar van Bikini
We lopen via de Achterstraat terug naar het hotel en eten 's avonds bij Pak Hap.

Ing inspecteert bij Pak Hap de tjap tjoy met buitenlandse groente

Geïnteresseerd in Nickerie en zijn geschiedenis? Lees dan hier verder. Kies links de link 'Over Nickerie'.

zondag 20 maart 2011

Kleine foto-impressie van de viering van Holi Phagwa

De voorpret

Chautaal muzikanten 

De wandeling er naar toe

Ingrid en Astrid vol gesmeerd

De aankomst en het subh holi wensen

Het komisch duo

Het andere komisch duo
Eten!

Arrival of the fittest

Erik heeft de DigiD’s van Piet en Wies geactiveerd en de belastingaangiften gedaan. Ook in de vakantie gaat het gewone leven door. Boodschappen gedaan voor de komst van het bezoek, daarna met Edith in de pick-up twee trays Cola weggebracht naar de familie waar we morgen Holi Phagwa vieren. Stipt om 16.00 kwam het busje voorrijden om ons naar Zanderij te brengen om Ingrid en Ton op te halen. De woest rijdende chauffeur reed via omwegen, waardoor we veel van het Surinaamse landschap konden zien. Lang hoefden we niet te wachten, het vliegtuig was op tijd. ’Het ziet er hier uit als Ghana’, merkte Ingrid op. Thuis meteen aan de Parbo en de witte wijn en oeverloos gekletst tot de gasten omvielen van vermoeidheid.

Arrival of the fittest

Plato dus

Op mijn eindexamenlijst uit 1963 prijkte één onvoldoende: een 5 voor Plato. Vermoedelijk was dat cijfer nog geflatteerd, want ik vertaalde de Griekse tekst met de luie minachting voor naamvallen en werkwoordsvormen die mij toen eigen was, en het resultaat was een onbegrijpelijke woordenbrij. Maar dat was niet zo bijzonder, aangezien ik al bijna twee jaar lang vrijwel niets begreep van Plato.
Aan die 5 viel natuurlijk niets meer te doen, maar het intellectuele falen bleef knagen. Direct na mijn eindexamen kocht ik dan ook een tweetal bundels met vertaalde dialogen, vast besloten om die nu eens geconcentreerd door te nemen. Helaas, het onbegrip bleef, zowel voor Plato als voor zijn bewonderaars, en het knagende gevoel verdween.
Veertig jaar later keerde ik, min of meer tot mijn eigen verrassing, terug naar de schoolbanken om mij écht te bekwamen in de klassieke talen. Aan het lezen van Plato kwam ik weliswaar niet toe, maar wel besloot ik opnieuw een poging te wagen om zijn werk te doorgronden, al was het dan in vertaling. En zo ploeg ik mij dan nu – in een buitenwijk van Paramaribo en in de bloedhitte – door alom geprezen ‘meesterwerken’ als Symposium, Politeia, Faidon en de Apologie. En eindelijk begin ik het allemaal te begrijpen. Maar wat ik er nu van moet vinden…? In ieder geval dit: als ik Matthijs van Nieuwkerk was, zou ik er niet over peinzen om Plato uit te nodigen als tafelheer.

zaterdag 19 maart 2011

De Mall

Iedereen wil ons steeds maar naar ‘de mall’ hebben, dus gisterochtend naar de Maretraite Mall gelopen om o.a. bij Blokker (!) een paraplu te kopen en een apparaatje om de muggen te verdrijven die ons in steeds grotere getale aanvallen. Onze benen en armen lijken wel vliegenzwammen in dia positief. We hadden een boodschappenlijstje gemaakt, maar niet alles lukte. ‘Verkopen we wel, maar is op dit moment uitverkocht’. ‘Is in herdruk’. ‘Hebben we niet in uw maat’. ‘We hebben het, maar ik weet niet of het werkt’. De verkoopster bij Blokker bevestigde mijn oma’s overtuiging dat je een paraplu niet binnenshuis moet opsteken, omdat dat ongeluk brengt, en stak hem toen op. De paraplu konden we meteen in gebruik nemen op onze wandeling terug, via de supermarkt. Daar kennen ze ons al, want de cassière zei meteen ‘U neemt de boodschappen zeker op de fiets mee’. De verbazing op haar gezicht toen we antwoordden dat we te voet waren, was bijna komisch. Busje besteld om Ton en Ingrid zaterdag (dit dagboek loopt steeds een dag achter) van Zanderij op de halen en de was weggestreken, die Lilian voor ons had gedaan, met een van Edith geleend strijkijzer. Nicht Ingrid ('ik word 's avonds steeds kippiger') haalde ons om 19.30 in haar rode Suzuki op om te gaan eten bij Pawiro, de warung waar we eerder deze week aten met Edith en Sharda. Het was weer om je vingers bij op te eten. 

Eten bij Pawiro

vrijdag 18 maart 2011

En toen kwam Edith met het mes*

Ik slaap al twee nachten een stuk beter dan voorheen. Hoe dat komt? Ik leg een mes onder mijn matras. Ik had tegen zus Edith geklaagd over mijn slaapprobleem en die kwam met deze voor de hand liggende oplossing. Ze was er verbaasd over dat onze moeder me dit nooit had verteld en nog verbaasder dat moeder deze remedie zelf niet toepaste. Dus moeder, als Jeannet dit voorleest: leg een groot scherp mes of een schaar onder je matras en je zult zien: je slaapt als een roos.
Naar de stad gegaan om de wandeling af te maken die we zondag waren begonnen. Tessa Leuwsha heeft een informatieve gids geschreven, maar van het uitzetten van een route heeft ze geen kaas gegeten. We liepen herhaaldelijk verkeerd, maar de plattegrond bracht uitkomst. Het verbaast ons niets dat de binnenstad van Paramaribo op de werelderfgoedlijst staat. Hij is mooier dan de binnenstad van Amsterdam, hoewel er hier en daar (net als in Amsterdam) verwaarloosde panden staan. Het ministerie van Sociale Zaken is gevestigd in het meest vervallen pand dat we zijn tegengekomen. In de Keizerstraat staan de - beetje protserige - moskee en de synagoge broederlijk naast elkaar. Kom daar maar eens om in Nederland. In de Gravenstraat, tegenwoordig Henck Arronstraat, nog een keer naar de kathedraal, waar we nu vrij konden rondlopen omdat er geen mis was. Geen puf meer voor de palmentuin, te warm. Aan de onvermijdelijke Waterkant een vlerk gekloven en terug naar huis. Zus had heerlijke tjap tjoy met garnalen gemaakt. 

*Vrij naar Nicolien Mizee 

De moskee

De synagoge ernaast

Astrid kluift een vlerkje

donderdag 17 maart 2011

Dolfijnen!

Audrey kwam gisterochtend vroeg het appartement schoonmaken en wij maakten dat we wegkwamen. We fietsten naar Leonsberg waar een duidelijk alcoholische Hindoestaan ons – met fietsen – in een korjaal overzette naar de andere kant van de rivier. Hij deelde ons laconiek mee dat er waarschijnlijk om een uur of vier wel een bootje terug zou gaan. Vanaf de steiger naar het Openluchtmuseum Nieuw Amsterdam gereden. Erik tegen een paar wegwerkers aan wie we de weg vroegen: 'Goedemorgen, wij zijn speciaal uit Nederland gekomen om u goedemorgen te wensen.' De mannen 'kwamen niet meer bij' en stuurden ons de goede kant op. Mooi, Commewijne, heel rustig, geen huizen met diefijzers. We gaan er nog een tweedaagse fietstocht doen met Ton en Ingrid. In het museum was nog geen kip, en er kwamen er in de loop van de ochtend ook niet veel bij. Een Nederlands stel dat we zondag ook in Fort Zeelandia zagen rondlopen, arriveerde wat later in een auto met een voor die dag gehuurde privégids. Veel aandacht voor de slavernij, ook de hedendaagse. 
Een medewerker van het museum, die ons de oren van de kop kletste, vooral over zijn familie, maar die we nauwelijks konden verstaan, zei dat er heus wel eerder dan vier uur een bootje zou zijn om ons terug te brengen en dat was ook zo. Een onverwacht cadeautje waren de dolfijnen die in de monding van de rivier buitelden. Helaas te ver om een foto te kunnen maken. Nog even naar Choi, de airconditioned supermarkt waar je tegen Nederlandse prijzen alles kunt kopen, zelfs Iglo spinazie à la crème en Kruitvat paracetamol. 
’s Avonds op Blauwgrond in een Javaanse warung gegeten. Zo smaakten in mijn jeugd de saté en petjil (gado gado, maar dan met kouseband, dagoeblad en verrukkelijke pindasaus) en zo heb ik ze in Nederland nog nooit gegeten. Veilig door Sharda weer thuisgebracht.

Geen dolfijnen kunnen fotograferen, wel een bakra in een korjaal

Adjudant Waltmans bij een tank

woensdag 16 maart 2011

Rondwandeling

Gisteren. Vroeg uit de veren, zoals we met onszelf hadden afgesproken, en niet tuttelen. Onze fietsen geparkeerd bij een meneer die zijn bergschoenen poetste met een tandenborstel. Hij leek zeer tevreden met het resultaat. We maakten de stadswandeling uit de gids van Tessa Leuwsha. Op de overdekte Centrale Markt met verbazing de visvangst van die ochtend aanschouwd. Sommige zagen er gevaarlijk uit. Van de meeste groenten kende ik de namen niet meer. Tayerblad, bitawiri, kouseband, maar verder kwam ik niet. Van de markt naar het beeld van Kwakoe en via het Kerkplein en Spanhoek terug naar het terras aan het water voor een bakka bana en een vleesbroodje. We waren een paar uur verder en de temperatuur was flink opgelopen, evenals de vochtigheidsgraad. Na het middagslaapje reikte  zus gebakken vis en boulangier (aubergine) aan over het hek. Liefst zou ze onze elke dag volstoppen met lekkere hapjes.

Busstation bij de Centrale Markt

Niet alleen maar mooie gerestaureerde panden in Paramaribo

Trie

Eergisteren. Naast Eriks intellectuele bijdrage hoort natuurlijk ook een babbelverslag. Een klamme nacht achter de rug en te lang thuis blijven hangen. Op de fiets naar de supermarkt en daarna meteen onder de douche, waar je net zo nat uitkomt als je erin gaat. Te weinig gedronken en gestraft met stekende hoofdpijn. ’s Avonds weer enigszins op de been en met zus en nicht aan de rivier gegeten, waar een heerlijk briesje stond. Telo (gebakken cassave) met trie (piepkleine visjes) en kip. Te heet naar mijn smaak, maar toch lekker. Nicht en zus aten… patat. Daarna nog een beetje sightseeing in Leonsberg, waar ‘de rijke mensen’ wonen. Bouterse schijnt er een niet onaardig optrekje te hebben. Nog even bij omoe snesie (letterlijk oom Chinees, een kleine door Chinezen gerunde supermarkt) naar binnen voor een belkaart en eieren. De norse Chinese dame sprak geen woord Nederlands, maar met ‘pe me fin den eksi’, kwam ik een heel eind.
Eten aan de Surinamerivier

Eten (drinken) aan de Surinamerivier 2 - Zus, ik, Erik

dinsdag 15 maart 2011

Lezen

Eindelijk Plato lezen

Natuurlijk moet er ook gelezen worden. Astrid doet dat op haar e-reader (be-book), zelf houd ik mij bij de papieren uitgaven die ik heb meegezeuld.
Aan de Elsschot-biografie van Vic van de Reijt was ik al in Amsterdam begonnen. Het boek werd nogal zuinig besproken in de NRC, maar mij viel het niet tegen. Van de Reijt geeft een verhelderend beeld van de samenhang tussen leven en werken van zakenman Alphons de Ridder en de literaire producten van zijn alter ego Willem Elsschot, en is daar volgens mij beter in geslaagd dan Jan van Hattem, die al in 2004 een biografie publiceerde. Toch blijft De Ridder een raadsel: een bijna meedogenloze zakenman, die in zijn leven kapitalen moet hebben verdiend (en uitgegeven), en tegelijk auteur van een klein, maar schitterend oeuvre met daarin een reeks onvergetelijke zinnen. Genoeg reden om over een paar weken al die boeken opnieuw te gaan lezen.
Hier zou ik het bij laten, ware het niet dat ook het einde van De Ridder bepaald opmerkelijk was. Op 31 mei 1960 werd Elsschot tijdens een wandeling op straat onwel. Hij werd door een paar mannen naar huis gebracht en daar op een divan neergelegd. ‘Dank u, heren’, zei hij, en dat waren zijn laatste woorden; enkele uren later bleek hij overleden. Gelukkig hoefde hij niet alleen te gaan: precies een dag later stierf zijn Fine, met wie hij sinds 1899 verbonden was geweest.
Vic van de Reijt besluit zijn relaas dan als volgt: ‘Zaterdag 4 juni was de dag van de gezamenlijke uitvaart. Eerst zou het lichaam van De Ridder naar Ukkel worden vervoerd, waar het enige crematorium van België was. Daarna zou de urn met zijn as samen met de kist van zijn echtgenote begraven worden op het Antwerpse Schoonselhof. Cremeren was in die tijd een mannenaangelegenheid. Na de korte plechtigheid in het crematorium, waarbij Bach geklonken had, besloot het gezelschap in een naburig café de overdracht van de as af te wachten, wat de stemming ten goede kwam. Vervolgens werd in vliegende vaart de terugreis naar Antwerpen ondernomen. Het kistje met de as was zo heet dat het niet mogelijk was deze op de bodembekleding van de taxi te zetten. Een van de mannen achterin moest het in zijn handen nemen, om het al snel over te geven aan een ander.’

Rob Wijnberg (1982) is hoofdredacteur van NRC Next (dat ik niet lees) en schrijver van stukjes in NRC (die ik meestal oversla). Maar het is een slim ventje en hij kan schrijven. Vlak voor ons vertrek kocht ik zijn bundel ‘En mijn tafelheer is Plato’. In stukjes van zo’n 4½ bladzijde brengt hij steeds een actueel probleem terug tot een filosofische tegenstelling (bijvoorbeeld de mens is van nature een rationeel wezen versus de mens wordt in diepste wezen bestuurd door zijn instincten). Het klinkt een beetje gekunsteld, maar het werkt wel. Hij lost de problemen uiteraard niet op, maar maakt wel duidelijk waar je zelf staat en waarom. Zo weet ik nu nog beter waarom ik nooit VVD stem, en ook waarom ik vier jaar geleden lid van de SP ben geworden, en niet van Groen Links.
Maar inmiddels heb ik ook dat boek uit, en de vraag is nu dus: hoe nu verder? Misschien een stukje Plato?

maandag 14 maart 2011

Links rijden!

De achterbuurman vond dat het gras gemaaid moest worden en zette gisterochtend vroeg de elektrische maaier aan. Aanleiding om zo snel mogelijk te vertrekken. Na het ontbijt op de fiets gestapt en naar het centrum gereden. (Houd links, houd links!) Fietsen geparkeerd aan de Waterkant en naar Fort Zeelandia gewandeld. Eerst wat op eigen gelegenheid rondgekeken en om 10.30 meegegaan met de rondleiding. De gids hield een zeer informatief verhaal en schroomde niet de decembermoorden ter sprake te brengen. Er is ook een herinneringsplaquette op de plek waar de vijftien mannen in 1982 zijn doodgeschoten. Na het museum naar de Waterkant teruggewandeld en geluncht op een terrasje aan de rivier. Het was zonnig en warm, dus in tropentempo naar de – houten – kathedraal gewandeld, waar ik in 1961 het Heilig Vormsel kreeg. Er werd een mis opgedragen, maar we konden zonder enig probleem foto’s maken.  Wat is hij prachtig gerestaureerd. Ik had op het fonds foto’s gezien van voor de restauratie en het is nauwelijks voorstelbaar dat het goed gekomen is. Terug langs de St. Elisabethschool, waar ik het laatste kwartaal van 1961 bij juf Chin in de klas zat. ’s Middags bezoek van nicht en petekind Ingrid. We hadden elkaar 17 jaar geleden voor het laatst gezien, dus er moest veel worden gepraat.


Nicht en petekind Ingrid

Officierswoningen bij Fort Zeelandia

Erik en Astrid bij Wilhelmina